vrijdag 21 december 2018

Mens van fatsoen


Schone letteren beschouwd als moord.
Want hoe zuiver ook de moraal,
de mens van fatsoen

verteerd door begeerten
welke de zede hem verbiedt,
hoopt zijn verstikking ooit te breken.

Weet, o mens van goede manieren,
het zijn vaak de gedachten van de Ander
die jou bedwingen.

Woorden als schone schijn, geschreven
in soms prozaïsche zinnen.
Herken je erin, of laat ze waaien.






vrijdag 14 december 2018

Tijd voor verwondering


Terwijl mijn gedachten vrijelijk over de golven van het bestaan surfen en hier en daar even lijken te stranden, komt een meisje het treinstel binnen. Zij is, schat ik, een jaar of zeven á acht. Op haar hoofd draagt zij een zwarte nauwelijks zichtbare beugel, waarop in het midden een felrode kerststrik prijkt. In haar hand houdt zij een vel papier vast. Als zij is gaan zitten en zich over de tekst heeft gebogen zingt zij met lieflijke stem: ‘Midden in de winternacht ging de hemel open. Die ons heil ter wereld bracht. Antwoord op ons hopen’.

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat zij de tekst niet begrijpt, wat ook blijkt uit de volgende regels die zij nog nauwelijks kan zingen. Haar moeder helpt haar en zingt even mee, waarna het meisje het opnieuw probeert. Zij houdt dit redelijk lang vol. Dan vouwt zij het papier op en stopt het in haar jas, om het nog geen minuut later weer uit haar jaszak te halen. Weer struikelt zij over de voor haar moeilijke zinnen. Het geheel doet aandoenlijk aan. Ik vind het prachtig en mijn medepassagiers zullen vast een glimlach op mijn gezicht hebben gezien.

Als ik later door de donkere en kille straten naar huis loop, betrap ik mijzelf erop dat ik zachtjes voor mij uitzing; ‘Laat de bel, laat de trom, laat de bel-trom horen’. Ik ga mijn woning binnen en daar staat in een hoek van de huiskamer in een grote glazen pot, enkele kersttakken met versiering. Op het dressoir staat een decennia oude kerststal, die ooit van mijn schoonmoeder is geweest. Jezus ligt in zijn mandje van stro. Herders, drie wijzen, allen komen op kraamvisite. Jozef drentelt heen en weer voor de staldeur en weet zich eigenlijk geen raad met al de aandacht. Ik help hem en roep de visite zachtjes toe: ‘Ssst, laat Jezus maar lekker slapen’.

donderdag 6 december 2018

Yess Jazz


Zaterdagavond. Op mijn schoot ligt de van mijn schoonmoeder geërfde IPad. Vaak als ik bij haar op visite was, haalde ik die tevoorschijn voor een puzzeltje of zomaar wat surfen over het wereldwijde web. Ondertussen dronken wij koffie en praatten wij elkaar bij.

Nu vanavond probeer ik uit te vinden of er dit weekeinde in een klein theater in de buurt wat te beleven valt. Er lijkt niets voor ons bij. Of toch, zondagmiddag komt de jazzpianist Michiel Borstlap naar Spijkenisse voor een concert. Hij heeft een nieuw project: Georg. Dit keer is het minimalistische muziek. Ik houd daar wel van op zijn tijd, maar José is daar minder fan van, dus ook dit is geen optie.

Zondagochtend wip ik na het ontbijt vaak even naar buiten om rond koffietijd weer terug te komen. Wij bespreken dan de plannen voor die dag. Deze zondag is grauw en grijs, het voelt waterkoud aan en nodigt derhalve niet uit voor een fijne wandeling. Als ik in mijn zolderkamertje wat schaakcomposities bestudeer, roept José enthousiast, ’Ik heb wat gevonden voor vanmiddag. In De Machinist in Delfshaven speelt een Jazz duo. Een gitarist en een saxofonist’. Ik reageer verheugd en niet veel later razen wij in de metro diep onder de Nieuwe Maas richting Rotterdam.

De Machinist is een voormalig opleidingsinstituut tot, inderdaad, machinist. Het lokaal waarin wij ons vertier vinden, een heuse pub, ademt de olie en het vet van weleer. Als je goed luistert hoor je zelfs het stampen van de dieselmotoren. Bij de eerste teugen herfstbok en witte wijn komt er een heer van in de tachtig naast ons zitten. Met zachte stem, maar voor ons nog net hoorbaar, vertelt hij zijn verhaal. ‘Ik woon hier aan de overkant en ga elke zondagmiddag naar hier. Ik bestel dan vaak een rum-cola en geniet van de muziek. Soms ontmoet ik een dame en dan spreek ik met haar af om na afloopt iets te gaan eten’.

Als Reinier Baas zijn eerste akkoorden aanslaat en Ben van Gelder zijn sax liefdevol leven inblaast, stopt ons gesprek. Tijdens een rustig nummer kijk ik om mij heen. Het is net of ik word aangeraakt. Naast mij vertelt opnieuw de oude man, terwijl mijn vrouw geduldig luistert. Even heb ik oogcontact met de muzikanten. In die sfeer valt alles op zijn plek. Een moment van tevredenheid; het is goed zo.

’s Avonds als de klanken zijn weggestorven, praten wij nog even na. Toch wel bijzonder zo’n krasse heer. Nog zo vief en vol levenslust. ‘Ja’, zegt José. ‘En hij heeft tot voor kort ook nog eens vijf jaar lang voor zijn bovenbuurvrouw gezorgd. Helden, zij bestaan dus toch.

    

dinsdag 4 december 2018

donderdag 29 november 2018

Gedicht


In de kamer van deze dag
hangt donker het gordijn.

Telkens vlaagt het verleden
het even opzij.

Door het raam  twee paden
in een oneindig vergezicht.

Kies ik het pad naar morgen,
of houdt iets mij daar vandaan?

dinsdag 27 november 2018

gedicht


Pantha Rei

De gele en de groene blaadjes
van de herfstkale wilg,

De koolmees die er haast onzichtbaar
tussen leeft,

De kauw op het bemoste dak
dat van ouderdom kreunt en kraakt,

De gedachten die ik juist
in deze kleine kamer wil stillen,

Alles, ja alles beweegt.

donderdag 22 november 2018

Op het verkeerde been



November, de kantelmaand. De laatste herfstkleuren liggen bedekt onder een grauw en koud licht dat de winter aankondigt. Ondanks dat ik een buitenman ben zoek ik mijn vertier in deze tijd ook binnen. Vandaag is het plan om met mijn vriend Niels de Kunsthal te bezoeken, waar kinetische kunst de bezoeker poogt te ontroeren of beroeren.

Al op metrostation Akkers dreigt het mis te gaan. Twee treinstellen zijn uitgevallen. Maar uiteindelijk zit ik comfortabel achter een nog niet beslagen ruit en rijd langs de crèche waar mijn dochter Femke meer dan 25 jaar terug haar plezier vond. Ter hoogte van Poortugaal maakt de metro een eigenaardig geluid en ook het kalm voortzoeven is aan haperingen onderhevig. Het zal toch niet? Bij Rhoon gaat het afremmen en optrekken nog minder gelijkmatig. Een stem uit de intercom bevrijdt mij uit een sfeer van negatieve gedachten. ‘Wegens extreme gladheid kan er enige vertraging ontstaan. Wij vragen uw begrip hiervoor’. Het is weer zover, gevallen herfstblad, bedenk ik mij.

Bij het Zuidplein stapt Niels in. Wij rijden op naar station Wilhelminapier om vandaar over de Erasmusbrug naar de Kunsthal te lopen. Omdat de brug geopend is lopen wij een rondje om. Een man met een filmcamera op zijn schouder komt ons tegemoet. Achter hem loopt een man in een grijze mantel en dito gekleurde pet. Enthousiast roept hij: ‘Fantastisch. Filmen’. Wat ik denk, zegt Niels tegen mij. ‘Beau’! Beau van Erven Dorens maakt opnames voor zijn nieuwe programma. Wij praten even over hem en schenken hem verder geen aandacht.

Onze belangstelling gaat vooralsnog uit naar Joost Zwagerman en zijn obsessieve honger naar kennis. Niet-weten bracht hem in een permanente toestand van angst, was ons duidelijk geworden bij het zien van een onlangs uitgezonden documentaire over zijn leven. Tenslotte is die angst hem noodlottig geworden. Via Joost en zijn poëzie komen wij uiteindelijk op onze gedichten uit.

In het restaurant van de Kunsthal liggen zij voor ons neus. Altijd is het interessant om samen elkaars gedichten te bespreken. Het bitter, de koffie en het zoet, een cakeje, houdt ons bij de les. Beiden zoeken wij een strofe van een gedicht uit die ons aanspreekt. Vervolgens een zin uit de gekozen strofe en daarna een woord. Dat ‘moet’ dan, is de theorie, het kernbegrip van het gedicht zijn. Dat begrip onderzoeken kan tot een heel andere interpretatie van het gedicht leiden en dus wat de dichter eigenlijk met zijn schrijven wilde zeggen.

Dan is het tijd om het denken en de poëzie achter ons te laten. Bij de ingang van de expositieruimte waarschuwt een tekst ons dat sommige installaties de bezoeker dusdanig kunnen raken, zodat zij zich ongemakkelijk kunnen gaan voelen. Zij brengen te veel aan indrukken teweeg. Soms heb ik ook wel eens last van een explosie aan indrukken. Rustig alles benaderen dus en maar zien wat het teweeg brengt.

Wat tentoongesteld wordt, brengt een bijna bovenmenselijk zintuigelijke ervaring met zich mee. Telkens word ik op het verkeerde been gezet. Vooral visueel. Op zeker moment stappen wij een ruimte in met fluorescerend gekleurd licht. Op de grens van de kleurvlakken lijkt alles mistig. Even ontbreekt alle gevoel voor diepte, alsof ik in een surrealistisch landschap sta.



Bij een houten frame, waartussen horizontaal draden zijn gespannen, verzamelen zich enige mensen die verwonderd kijken naar kleine ringetjes die om de draden zijn bevestigd. De draden trillen en de ringetjes bewegen solitair of in kleine groepjes van links naar rechts en weer terug. Daar waar zij botsen lijken sommige zich door de andere ringetjes heen te bewegen. Wat natuurlijk niet kan. Over dat fenomeen, die illusie, ontstaan spontaan leuke en leerzame discussies. De installatie is geslaagd, juist omdat kunst als actie reactie bij de aanschouwer teweegbrengt.



In de Metro praten wij later nog even bij. Een bouwvakker stapt struikelend de coupé in. In een plastic tas die hij bij zich draagt, zit een flesje sportdrank. Hij haalt dit regelmatig tevoorschijn om er een slokje uit te nemen. Is hij beneveld? Hij zegt van niet als hij zacht voor zichzelf uitpraat. Al mompelend probeert hij contact met de reizigers te maken. Niemand reageert. Maar ik zie en voel beroering bij mijzelf en de andere passagiers. Actie = reactie, maar die blijft in dit geval deels versluierd. De een na laatste halte stap hij uit. Pas nu, als ik dit stukje schrijf geef ik hem aandacht, al onthul ik niets over mijn gevoelens en gedachten. Of, toch een beetje. Wie was die man, was hij wel een bouwvakker? Wat zat er in zijn flesje. Struikelen kan ook zonder aangeschoten te zijn. Ben ik niet weer op het verkeerde been gezet, dit keer door mijn eigen gedachten?                        

donderdag 15 november 2018

Zinvol leven in een zinloos bestaan


Op een mooie zaterdagochtend rijd ik naar Klein Delfgauw, een gehucht dat pal naast de Delftse Hout ligt. Hier dieper in het landschap verborgen, ligt een rustiek gelegen locatie om optimaal met anderen van gedachten te wisselen. Op het terrein liggen verschillende kleine houten bebouwingen, waarvan de daken begroeid zijn met sedum. Het geheel doet als een natuurcamping aan. Ik voel mij dan ook snel thuis.

Als ik ‘de denkruimte’ binnenloop, heeft de gespreksleider van die dag de openhaard al aangestoken en pruttelt de koffie in een glazen pot. Een voor een druppelen ook de wijsgeren van die dag binnen. Een eerste kennismaking volgt en de mogelijk beste plaatsen worden uitgezocht. Het is een gemêleerd gezelschap van juristen, technici en vrijetijdsdenkers, allen met filosofie als passie.

Het vraagstuk van deze dag is: ‘Moeten wij de vrijheid van meningsuiting inperken zodat wij, burgers in de samenleving, ons veiliger voelen’. Vanuit verschillende filosofische stromingen wordt de vraag benaderd. Mijn antwoord ligt in de lijn van het existentialisme, omdat ik mij daar momenteel het meest in thuis voel. Waarom? Omdat het in wezen een positieve, optimistische en anti nihilistische filosofie is. Het zet uiteen hoe je een eerlijk en zinvol leven kunt leiden ondanks het feit dat het menselijk bestaan uiteindelijk zinloos en absurd is.[1] Zo, ga er maar aanstaan.

Nadat iedereen zijn of haar goed voorbereidde filosofisch betoog heeft gehouden en de eerste vragen zijn afgevuurd en daarop door de spreker adequaat is gereageerd, is het tijd voor een lunch. Denken maakt hongerig en in een naastgelegen restaurant staat een torenhoog en goed gevuld broodje voor mijn neus met daarnaast evenals bij de oude Grieken een geestrijk gevuld glas. Drank en genoeglijk samenzijn verbindt, zodat na het middagmaal de discussie op prettige wijze wordt voortgezet. Een definitief antwoord op de vraag blijft dan ook open. ‘Ja, maar mits’ en nee, tenzij’, liggen dan ook erg dicht bij elkaar. Wat rest en wat voor mij waardevol is, is een verdieping van het persoonlijk denken.

Een nuttige invulling van mijn dag dus, die geheel in lijn ligt met een zinvolle duiding van het bestaan; ik ben vrij om te denken, te kiezen en te handelen, al komt daar wel verantwoording bij aan te pas. Zelfs niet-handelen is een keuze en eist verantwoording. En zo zit ik toch gevangen, maar in mijn eigen vrijheid.





[1] Gary Cox in ‘Hoe wordt je existentialist’.

dinsdag 6 november 2018

(in)continent


Als kind had hij al een fascinatie voor plattegronden. In atlassen zocht hij altijd naar een kaart waarop zijn dorp stond afgebeeld, die hij in zijn hoofd prentte. Later tekende hij dan uiterst precies het stratenpatroon. De rode draad was de route die hij fietste van zijn ouderlijk huis naar zijn opa en oma. Elke zijstraat daarvan liet hij open en later verdichtte hij van hieruit de ‘witte vlekken’ op het papier.  

De belangstelling voor alles wat met zijn hobby te maken had is hem altijd bijgebleven. Zozeer zelfs dat hij er zijn beroep van maakte. Hij werd landmeter.

Nu hij jaren later na een lange levensreis het stof van zijn vermoeide lichaam spoelt, stapt hij onder de louterende douche vandaan. Tussen zijn voeten verschijnt ongewild een donkergele vlek, die langzaam vorm krijgt. De bovenzijde is rond en breed en buigt over de linkerzijde terug richting het midden, om met een scherpe knik naar zijn voeten te stromen. Daar vormt zich een smalle begrenzing die naar rechts omhoog buigt. Tot daar waar de eerste druppels vielen.

Zuid-Amerika! Roept hij met krasse stem uit. Hierna doet hij twee stappen terug. Langzaam vloeit het continent in het afvoerputje.

donderdag 1 november 2018

De bovenkamer(s)


Het regent continu als ik met mijn met boeken gevulde linnen draagtas naar de auto loop. De stad waarin ik woon laat ik al snel achter mij. Op de provinciale weg zet ik Radio 1 aan. Men praat over het fileleed. Terwijl ik luister zak ik langzaam weg in het moeras van de fileproblematiek. Al de oplossingen die ter sprake komen, de een nog populistischer dan de ander, zijn naar mijn idee gebouwd op drijfzand. Meer asfalt leidt tot meer auto rijden. Bovendien stijgt het aanbod van nieuwe auto’s momenteel omdat de economie floreert. Daar waar ik naar toe rijd, staan geen files. Even gestaag als de regen valt tuf ik naar mijn bestemming.

Als ik daar arriveer, schiet ik snel mijn jas aan en zet een warme pet op mijn hoofd. Op een draf loop ik over het grind naar de bijkeuken en werp terloops een blik in de tuin van mijn vriend. Krachtig open ik de deur; hij klemt. Binnen word ik warm door Niels ontvangen. Ik hang mijn jas en pet op een haakje en ga de keuken binnen, waar de koffie juist pruttelt. Niels gaat voor naar de huiskamer en vraagt mij waar ik wil zitten. Dit keer kies ik voor de luie stoel, om er de hele ochtend vrijwel niet meer uit op te staan.

Niet veel later staan twee koppen koffie op tafel, evenals een schaaltje gevuld met kruidnootjes. Het tasje met de boeken zet ik naast mij neer, die zijn voor later. Eerst bijpraten over wat ons de laatste tijd bezighoudt. Ons ware karakter verloochent zich niet en al snel worden de onderwerpen filosofisch benaderd. Niels zijn gedachten zijn op het oosten georiënteerd; de Vedanta filosofie. De mijne zijn meer Westers. Voor wij er erg in hebben is de ochtend voorbij en na de lunch verhuizen wij naar de bovenkamer onder de nok van zijn huis en ga ik in een nog luiere stoel zitten. Niels pakt zijn mediatie stoel, waarin hij meer rechtop zit.

De boeken van Camus en een bloemlezing over het werk van Sartre haal ik uit de tas. Een voor een lees ik een aantal korte fragmenten voor die wij bespreken. Op zeker moment valt mijn oog op een stukje tekst aan de muur. Het schrijven is eigenhandig door Niels vormgegeven in kalligrafisch handschrift. Het fragment is afkomstig uit de Chandogya Upanishad*. Een zin springt er voor mij uit. Alles wat is en alles wat niet is, is daar.

Alles wat is en alles wat niet is. Ik pel de zin helemaal af en kom tot: Is en niet-is. Dat is: Zijn en niet-zijn, of Het zijn en het niet. Zo kom ik opmerkelijk genoeg uit op het hoofdwerk van Sartre. Ik zal een klein tipje oplichten over mijn gedachten. Zijn en niet-zijn zijn daar, want niet-zijn is ook zijn. De kikker is kikker, omdat hij geen niet-kikker is. Maar de niet-kikker is er wel –

Hier wil ik het bij laten, anders loop ik de kans dat u stopt met lezen van mijn schrijfsels. Wie meer wil weten, trekt mij maar eens aan mijn jasje. Of leest het boek van Sartre. Maar pas op, het is erg lastig om te lezen. Gekte ligt op de loer.

Tegen half vijf rijd ik terug naar huis. Op radio 1 praat men nog steeds over het fileleed. Ook ik kom in een kleine file terecht. Ik zet de radio uit en zet ondanks de koude een zijraampje op een kier. Heel even wil ik mijn bovenkamer luchten.



*Chandogya Upanishad – boek 8, hfd. 1

zondag 28 oktober 2018

Soms 'moet' je een verhaal herschrijven

De boombieb

Over het landschap ligt een bruidsluier van ijle nevel. De zon leunt nog maar half tegen de dag aan. Haast gedachteloos observeer ik de omgeving, zelfs van een sperwer ‘schrik’ ik niet op. Een kleine twee uur later als een ontbijt en koffie mij hebben opgekikkerd voor een…

Verder lezen? Klik dan op de link hieronder. U vind daar gedichten, verhalen en nog veel meer.

http://oogo.cultuurpleingo.nl/de-boombieb/

vrijdag 19 oktober 2018

De Boekenboom


Lezen, ik kan het niet laten. Er zijn weken dat ik drie of vier boeken tegelijkertijd lees. Een van die vier is dan een literaire roman. De andere boeken gaan over een filosoof en zijn denken. Van de bibliotheek ben ik geen lid meer. Veel boeken die ik wilde lenen waren niet voorhanden en moesten vaak besteld worden. Bovendien heb ik een hekel aan het verlengen van de leenperiode. Maar wat wellicht nog meer geldt is het feit dat ik een goed boek graag in bezit houd. Ik wil het nog eens kunnen lezen. Zomaar wegdoen is al helemaal geen optie, want het zou wel eens bij het oud papier terecht kunnen komen en dat getuigt van weinig respect voor de schrijver die er vaak met hart en ziel aan heeft gewerkt. Voor mij is een goed boek heilig.

De laatste jaren verschijnen er langs de kant des Heeen wegen her en der minibibliotheken. De voorbijganger kan dan uit de bij tijd en wijle prachtig vormgegeven ‘huisjes’ een boek lenen en er desgevallend een achter laten. Die kleine boekerijen zijn voor mij een heil, ik speur ernaar zoals ik dat naar vogeltjes doe.

Tijdens een struintocht door de Achterhoek kwam ik op een kruispunt van drie landelijk gelegen wegen een heel bijzondere tegen. Van een corpulente boom die het loodje had gelegd waren de takken afgezaagd. De stam was goed geconserveerd en op diverse plekken uitgehouwen. In de nissen waren planken bevestigd waarop vele boeken elkaar verdrongen om gelezen te worden. Er was dit keer niets voor mij bij. Ik had sowieso toch geen boek kunnen lenen, want van deze bieb moest je lid zijn. Het was dit keer een buurtinitiatief. Boeken die de lezer in wilde leveren, werden beoordeeld door een ballotagecommissie. Lenen was gratis. Het boek moest na lezen terug worden gezet, of vervangen door een ander exemplaar. Het papieren boek is gelukkig nog volop in beweging. Daar kan geen e-book tegenop.

zaterdag 13 oktober 2018

Net als in een film van weleer


Vanuit Hengelo rijden wij het gehucht Keijenborg binnen en parkeren de auto bij een afzichtelijke kerk die schril afsteekt tegen de naastgelegen pastorie; een statig herenhuis in de schaduw van een reusachtige kastanje. Al snel vinden wij het startpunt van de wandelroute die wij willen volgen.

Zo saai en alledaags als het dorp is, zo afwisselend is het landschap dat het plaatsje omsluit. Ons geplaveide pad dat al snel overgaat in een zandpad slingert langs akkers en velden. Lommerrijke lanen, waarvan de bomen met een palet aan warme kleuren het herfsttij versterken, geven onze wandeling een sprookjesachtig aanzien.

Wat opvalt zijn de weinige vogels onderweg. Zelfs de gangbare soorten laten het stug afweten. Opnieuw besef ik dat wij bewoners van de Zuidwestelijke delta boffen met de grote diversiteit en aantal van wat vogels betreft.

Verderop tijdens een korte lunch komen wij erachter dat wij verkeerd zijn gelopen. Een onduidelijke routekaart en plattegrond langs de weg brengt ons in ieder geval op een spoor dat ons mogelijk terugvoert naar het dorp. Een uur verder, wij zijn inmiddels dik drie uur aan het wandelen, is onze route plots van de kaart verdwenen.


Tijd om google te raadplegen. Ons rest de keuze: teruglopen (dat zou in totaal zes uur wandelen betekenen), doorlopen op de verharde weg (ook nog minstens twee uur), of als een landloper over akkers en velden rechttoe rechtaan naar een bosperceel waarachter een hoofdweg naar Keijenborg loopt. Een obstakel zou dan wel de kreek die door het bos loopt kunnen zijn. Op het gevaar af door Bromsnor gesnapt te worden, hij bestaat nog in de Achterhoek, kiezen wij voor de laatste optie. 

Het blijkt allemaal mee te vallen. Hier en daar moeten wij over een greppel of slootje springen, maar over de kreek ligt een stevig bruggetje. Een uur later laten wij het lover achter ons. En dan wordt onze inspanning beloond. Langs een pad dat naar een boomgaard leidt, staat een soort van marktkraampje met vergeten appel- en perenrassen. Samen proeven wij van beide vruchten. Omdat de appel zo lekker is gaat er ook nog eentje mee in de rugzak. Het geld dat wij verschuldigd zijn deponeren wij in een speciaal daarvoor bestemd appelstroopblikje.
    
In opperbeste stemming lopen wij als acteurs in het landschap van Swiebertje naar Keijenborg. Bij de plaatselijke horeca bestellen wij een cappuccino. Die moderne koffievariant bleek daar nog niet te bestaan. Dan maar een earl grey. Ook bij dit verzoek zet de man grote ogen op. Uiteindelijk drinken wij in een nostalgische setting zonder poespas thee uit een potje. Een kersenbonbon maakte het plaatje compleet.   



dinsdag 2 oktober 2018

gedicht



Omdat de toekomst een mogelijkheid

was in het verleden en het actuele station

als een sneltrein is gepasseerd,

is het verleden een voormalige toekomst.



De mens is zijn verleden,

uit de tijd gegleden in het korte nu

door zichzelf vooruitgeworpen

naar wat komen gaat.



Dit wordingsproces is continu

totdat de dood van ons allen

helden maakt.

dinsdag 25 september 2018

Als een moderne Don Quichot


Een spook waart over het land. Het spook van de klimaatcontrole. Alle machten hebben zich geschaard achter het heilige convenant van Parijs. Een blinde drijfjacht is begonnen.

Grauw is de zondagmorgen als ik op mijn fiets stap voor een rondje polder. Een bolletje spreeuwen zwenkt speels van links naar rechts, wijkt uiteen en waaiert over het natte grasland. Nergens is een roofvogel te bespeuren, zodat zij rustig kunnen foerageren. In de verte aan de einder verheft zich een kolossale toren van staal, die de horizon letterlijk vervuild. Straks zullen er nog vier als heersende dictators aan het Spui verrijzen. Zij zullen nog hoger worden als hun wieken machtige rondjes zullen draaien.

Het deed mij pijn toen ik ze boven de dijk zag groeien. Maar snel besefte ik dat ik ermee moest zien te leven. Stoïcijns bedacht ik mij: Ach is het geen prachtig staaltje van techniek, is het geen boeiend spel tussen landelijke-, provinciale-, en gemeentelijke politiek. Jezelf hersenspoelen, is moeilijk, maar soms noodzakelijk.


Deze morgen fiets ik er voor het oog argeloos aan voorbij. En in een naar de herfst geurend Spuibos, geniet ik van de stilte. Op een veldje staat een ree. Wij kijken elkaar een poos aan en dit keer ben ik het die het eerst aan zijn stutten trekt. Bij het Neutebol, een buitendijks grasgors, is hij daar ineens weer; die vermaledijde windmolen. En weer ‘vecht’ ik om hem te weerstaan.

De politiek moet wat om de klimaatdoelstelling te halen ten gunste van het milieu. In allerlei bochten heeft men zich gewrongen. Met deze windmolens als resultaat. Maar zijn zij wel zo milieuvriendelijk? Denk aan grondstof verbruik, fabricage, vervoer, montage en onderhoud.

Inmiddels is het gaan regenen. Een jonge boomvalk vliegt op vanuit een hoogspanningsmast, letterlijk een staaltje van techniek. In razende vaart jaagt hij over het veld en doet drie uitvallen naar een mogelijke prooi. Hij mist en vliegt op naar een volgende uitkijkpost. Straks vertrekt hij naar het warme Zuiden. In het voorjaar keert hij terug, mits hij niet vermalen is door bijvoorbeeld de wieken langs het Spui.*

*Elk jaar kosten de windmolens in Nederland 50 duizend trekvogels het leven.      

maandag 10 september 2018

Als kinderen zo blij


De dag begint somber. Zwaar en drukkend hangt er bewegingloos een bui boven Spijkenisse. Pas nadat het wolkendek zich heeft ontladen en de lucht lijkt te klaren, trekken Peter en ik eropuit met onze fietsen.
Niet veel later zitten wij op onze canvaskrukjes onder het nog nadruppelend bladerdak te speuren naar ‘onze vrienden’: een familie boomvalken. Heel even maar vliegen twee juveniele exemplaren tussen het gebladerte door. Daarna laat geen vogel zich meer zien of horen. Gelaten verlaten wij de locatie voor een tochtje langs de Oude Maas en de Wolvenpolder.

’t Is wel heel stil vanmorgen’, zeg ik. ‘Het komt vanzelf’ zegt hij. En inderdaad, bij de Kraanvogel, een brug over de Oude Haven van Spijkenisse, vliegt flitsend snel een kobaltblauwe ijsvogel aan ons voorbij. Ons geluk is dat hij verderop, contrastrijk afstekend tegen een verroeste damwand, een rustplaats vindt.
Na hem met de telescoop te hebben bekeken, fietsen wij verder en weer lijkt het gedaan met de vogels. Toch sprokkelen wij onderweg, al is het mondjesmaat, enkele soorten bij elkaar.


foto Peter Ganzeboom


‘Waar wil je heen?’, vraagt hij.
‘Laten we maar langs het Spui fietsen. De weidsheid daar en het geluid van kabbelend water tegen de oever vind ik geweldig’. Even verderop stoppen wij en kijken naar een zwerm kieviten die, op de vlucht voor de slechtvalk, hun schuilplaats tussen de basaltblokken hebben verlaten.

‘Die pikken wij dan nog mooi even mee’, zegt hij, terwijl hij de snelle roofvogel door zijn verrekijker volgt. Het is meer de twinkeling in zijn ogen, dan de roofvogel die mijn lippen omhoog doet krullen tot een glimlach.

Dan stappen wij op onze fietsen voor de laatste kilometers richting huis. Het is inmiddels gaan regenen. De nazomerse bui kan mijn vriend niet deren. Vrolijk zingt hij een liedje uit zijn kindertijd. Zacht neurie ik met pretoogjes mee.

    







vrijdag 7 september 2018

Over de Boomvalk



Een volwassen mannetje heeft zojuist een grasparkiet gevangen. In de lucht peuzelt hij de kop deels op en draagt hem daarna over aan een jong. Let ook op de kenmerkende rode broek bij de volwassenvogel.

De foto's in het krantenartikel en hierboven zijn van Peter Ganzeboom. Zie ook boomvalken.nl

maandag 3 september 2018

Uit het vroegere leven van - Angst voor de onbekende


Angst voor de onbekende



Aan het einde van de middag als het al flink schemert, zit de jongen op zijn knieën in een fauteuil voor het raam. Hij wacht tot de pendelbus zijn opa aan de overkant van de weg afzet. Als het zover is, springt hij op uit de stoel en rent door de kamer en keuken naar de voordeur. Zijn opa loopt dan juist het erf op. Niet veel later zitten zij met z’n drieën aan tafel met hun neuzen boven een dampend ‘prakkie’ van aardappelen, krootjes en een flink stuk spek. Er wordt bijgepraat over de dag en na de afwas komt de zinken teil tevoorschijn. Hij wordt gevuld met koud water, dat opgewarmd wordt met een dompelaar. Tijd voor het vrijdagse bad.

Langzaam vordert de avond. Tijdens de koffie zet zijn opa de televisie aan. Het is gissen naar de kleuren van de beelden die nog in zwart-wit de huiskamer binnenkomen. Is dat niet Pierre Jansen, die enthousiast over kunst vertelt?

Tijdens een boeiend fragment, klinkt er gestommel in de keuken en met veel kabaal stapt er een man onvast de woonkamer binnen. Zijn olijke kop en vrolijke, ’Hallo Annie’, laat de jongen schrikken en als een bange muis duikt hij onder de tafel. ‘Hallo Trien’, zegt zijn oma en er ontstaat een moeilijk te volgen gesprek.

Trien is de broer van zijn oma, die hem vermanend toespreekt. Hij heeft te diep in het glaasje gekeken. Onbekend met dit fenomeen, komt de jongen voorzichtig tevoorschijn. Maar als de man hem een hand wil geven, rent hij de trap op naar zolder. Dat hij daarbij hard zijn hoofd stoot tegen het trapluik, kan hem op dat moment niet deren. Boven legt hij gespannen zijn oor te luisteren op de zoldervloer. Pas als de stemmen doven, hij de keukendeur hoort dichtslaan en het geluid van knarsend grind wegsterft in de gitzwarte nacht, durft hij weer naar beneden te gaan.

Zijn opa stelt hem lachend gerust. ‘En dan is het nu tijd om tanden te poetsen en naar bed te gaan’ zegt hij. Boven knipt hij zijn zaklamp aan, staart nog even naar de duizenden sterren door het raam. Dan kruipt hij in bed en droomt over het Gele Teken, een spannend stripverhaal van Blake en Mortimer, dat naast zijn bed ligt. Morgenochtend zal hij dat voor de derde keer gaan lezen. In de middag wordt hij dan door zijn ouders en broertje opgehaald. De fijne tijd bij zijn opa en oma zit er dan weer op.    




zondag 2 september 2018

Uit het vroegere leven van - Over appels, peren en kwade wespen


Over appels, peren en kwade wespen

Samen ruimen zij de tafel af en wassen de vaat. Daarna begint zijn oma met het huishouden. De jongen loopt via de keukendeur de schuur in over de lemen vloer en langs het toilet. Door de kleine halfronde ramen in de stalmuur sprankelt het herfstlicht naar binnen. Op binnenzijde van de klamme buitenmuur bolt de kalk. Hij kan het niet laten om op een van die bulten met zijn duim te duwen. De bult verbrokkelt en scheuren vinden vanuit het midden grillig hun weg. Geobsedeerd pulkt hij stukjes kalk van de muur totdat er grotere stukken loslaten. Op die plekken is de stenen buitenmuur te zien, of de mortel die erover heen gestreken is. Hij zal het straks tegen zijn oma vertellen, die hem streng zal toespreken. Zijn opa is milder. Van hem krijgt hij ook een standje, maar met een knipoog. Als hij geluk heeft mag hij later helpen met witten.

Als hij het huis achter zich gelaten heeft, loopt hij door het hoge natte gras naar de werkschuur verderop. Hij voelt aan de klink, maar die beweegt nauwelijks door het hangslot dat eraan is bevestigd. Jammer, hij zal moeten wachten op zijn opa. Misschien gaat die vanavond nog naar de tuin. Tussen de al kale aalbessenstruiken loopt hij naar de boomgaard. De appels en peren zijn al bijna plukrijp. Sommige zijn al van de takken gevallen en enkele daarvan worden uitgehold door gulzige wespen en ander ongedierte. Hij herinnert zich het verhaal, dat zijn opa een wespennest had gevonden in de grond achter het huis. Met peteroleum had hij het overgoten en in de brand gestoken. Later groef hij het uit met een spa. Een groot aantal had de brand weten te overleven en zette woest de aanval op zijn opa in, die ternauwernood kon ontsnappen.

Achter de boomgaard is de tuin. Een groot deel ligt al braak. Op een klein stuk groeit nog wat spruit- en boerenkool. Beiden kunnen zeker tot aan de winter geoogst worden. Op een ruggetje van gras langs een slootkant, kijkt hij over het achterland en ziet de huizen aan de Lodderlandse dijk. In gedachten rijdt hij de route achterop de brommer van zijn vader naar huis. Via de Tinte naar Den Briel. Vandaar over ‘Het Moordenaartje’, een verloren gegane tramlijn die nu dienst doet als fietspad, naar Spijkenisse. Vandaar is het nog maar een klein stukje naar Pernis.


zaterdag 1 september 2018

Uit het vroegere leven van - Als de schoorsteen rookt


Als de schoorsteen rookt



De kleine jongen ligt diep verscholen onder de wollen dekens. Alleen zijn hoofd en een arm steken eronder uit. Een zaklamp naast zijn kussen verlicht het stripboek voor zijn ogen. Nog een bladzijde, dan is er weer een avontuur van Dan Cooper, een heldhaftige Canadese piloot, ten einde. Als hij zijn opa over het erf hoort lopen, knipt zijn zaklamp uit, staart naar de zoldering en wacht. In de verte hoort hij het onmiskenbare gebrom van de bus die zijn opa op komt halen.

Het voertuig nadert en geboeid volgt hij het nog zwakke licht van de koplampen, dat door het dakraam schijnt en het dakbeschot summier verlicht. Op het moment dat de bus stilstaat en zijn opa instapt, tovert het licht de mooie posters die zijn oma aan het hout heeft vastgepind. Als het licht weer langzaam dooft, knipt hij zijn zaklamp aan, legt zijn boek opzij en zwaait zijn voeten op het koude zeil. Hij tilt het luik naar het trapgat open en daalt voorzichtig af naar benden.

In de kleine ruimte beneden draait hij de houten klink een slag en gaat de woonkamer binnen. Het ruikt nog naar de bolknak die zijn opa gisteren laat op de avond heeft opgerookt. Het rookglas op bijzettafeltje doet daar niets aan af. Bij de kolenhaard kijkt hij door de mica ruitjes en opent het deurtje. De kooltjes en de as dat op het rooster ligt port hij met een pook uiteen. De as valt in de la eronder terwijl het antraciet wacht om aangestoken te worden. Dat laatste zal zijn oma straks doen, maar die is nu bezig met het bereiden van een ontbijt voor hen samen.

In een nis heeft zijn opa een soort van tafel gemaakt, waarop een gasfornuis staat. Onder de tafel staat een grote fles butaangas. Aardgas is er niet, evenmin warm stromend water. De dampen die vrijkomen tijdens het koken vinden hun weg door een kanaal naar de schoorsteen, dezelfde als waar de rook van de kachel verdwijnt. Op het fornuis borrelt water en rammelen eieren tegen de stalen wand van een klein steelpannetje.

Als de eieren gaar en gepeld zijn, snijdt hij onhandig een ei in partjes op een dikke bruine boterham, die zijn oma voor hem gesneden heeft. Zij gebruikt hiervoor geen broodplank, maar zet het brood met een kapje tegen haar schort aan en snijdt een voor een de sneden brood. Terwijl hij kauwt en uit het raam kijkt fantaseert hij over de avonturen die hij straks zal beleven in de grote fruitgaard en tuin die achter het huis liggen. Maar eerst samen afwassen. De fluitketel heeft zijn felle toon al laten horen.

vrijdag 31 augustus 2018

Uit het vroegere leven van


Eind jaren negentienhonderdzestig
De voormalige boerderij, rust zwaar op zijn fundering, waarvan de palen stevig zijn vastgezogen in de vette zeeklei. Niets lijkt te bewegen. Alleen de bedauwde webben van de kruisspin wiegen zacht op een klamme herfstbries. De gordijnen van de ramen in de voorgevel zijn gesloten. Achter de woonkamer ligt een kleine ruimte waar driemaal daags gegeten wordt. Alleen op zondagen, of als er visite is wordt er in de woonkamer opgediend.
Van dit vertrek wordt overdag het meest gebruik gemaakt, het ligt door een dunne muur gescheiden naast de deel die van buitenaf met twee grote deuren te bereiken is. Zo konden vroeger boerenkarren in en uit laveren. Gingen er alleen mensen in en uit, dan kon dat via een kleinere manshoge deur die in een van de twee grotere deuren hing. Achter de deel ligt de veestal, die nu gebruikt wordt als opslag voor een grote berg kolen. De stal is te bereiken via de deel of, direct via de deur in de achtergevel.
De voorgevel verspringt en verbreedt zich circa acht meter verder. Hierachter ligt de keuken. De deur daarvan gaat langzaam open en een man in doordeweekse kleding stapt in het donker monter naar buiten. Op zijn hoofd draagt hij een wollen pet, onder zijn arm een tas waarin zijn twaalfuurtje. Ooit was hij boerenknecht, nu werkt hij als corveeër bij zijn naamgenoot Cornelis Verolme, de scheepsbouwer. Over het knarsend grind loopt hij naar de kant van de weg en kijkt op zijn horloge. Nog drie minuten dan pikt de bedrijfsbus hem op voor een rit naar De Botlek waar de scheepswerf ligt.

Dit is deel I van een vierluik. Morgen volgt: Als de schoorsteen rookt

dinsdag 21 augustus 2018

Verdieping in Drenthe – Lachen is gezond


Terwijl de oude eik nog nadruppelt van de regen die in de nacht gestaag is gevallen, rol ik in de vroege morgen van mijn matras af. Ik open de binnentent en kruip de voortent in. De grond is soppig. Er blijkt dus toch water op de harde grond naar binnen te zijn gestroomd. Ik kleed mij aan, rek mij uit en staar naar de nevelslierten die tussen de bomen hangen. Vervolgens loop ik zonder doel de camping, die in diepe slaap is, af. Het bos geurt heerlijk en bij een open veld geniet ik van een mooie zonsopkomst. Hier vind ik mijn rust en inzicht van alles wat zich afspeelt in mijn dagelijks leven.





Even later loop ik terug naar mijn tentje. Daar zet ik thee en bereid het ontbijt en de lunch van die dag voor. Peter is ook opgestaan en samen maken wij plannen voor de dag.



Op het veld groeten deelnemers aan het verdiepingsweekeinde in lotushouding de zon en sluiten zich daarna aan bij een grote kring, waarvan de deelnemers qi gong- en shiatsu houdingen oefenen. Op zeker moment buigt iedereen door de knieën, zodat het lijkt of men met de derriere boven een ouderwets Frans toilet hangt. Dan slaat de leider zich op zijn schouders en begint voorzichtig te lachen. De deelnemers volgen de leider. Al snel is een daverende groepslach te horen, die een minuut of drie aanhoudt.



Was ik gisteren geraakt door de samenzang, nu heeft het lachen een groter effect op mij. Gierend van de lach val ik met betraande ogen van mijn stoel en ook Peter houdt het niet droog. Ja beste lezer, lachen is aanstekelijk en gezond. Vol energie wandelen wij dan ook het veld in.



In deze tijd van het jaar, is het wat vogels betreft armoe. Maar dat kan ons niet deren. Wij beleven altijd van alles en genieten ook van het landschap om ons heen. Op een van onze tochten liepen wij door een 162 meter lange tunnel naar een kijkhut. Was het buiten schaars wat vogels betreft, binnen genoten wij van een familie boerenzwaluwen waarvan de jongen zich voorbereidden op hun eerste vlucht.





Al met al was Drenthe een mooie ervaring. Het blijft bijzonder om samen met een goede vriend door Nederland te zwerven. 

     

zondag 19 augustus 2018

Verdieping in Drenthe


Dieper en dieper rijden Peter en ik het Noordwesten van Drenthe in. Strak asfalt wordt hobbelig plaveisel dat verderop overgaat in een tweesporig zandpad. Bijna op het einde daarvan ligt verscholen tussen een decennia oude houtwal, een boomgaard en paardenwei ‘onze’ camping.

Bij het boeken van ons verblijf was er in de periode van ons verblijf een Soul Step bijeenkomst gepland, maar dat zou ons niet storen vertelde de eigenaar. Soul Step, wat moesten wij ons daarbij voorstellen? Na wat ideeën daaromtrent, gingen wij er achteloos aan voorbij. Maar nu ter plaatse is het voor ons, al is het op afstand een bijzondere ervaring.



Als wij in de middag het terrein oplopen is er juist in kringvorm een yogasessie aan de gang. Voor mij als ervaren yogi niets bijzonders, maar voor Peter als niet-ingewijde wel. De eigenaresse konden wij niet zo snel vinden, maar een vrije geest met kwast en verfpot verwees ons naar de yogakring, waaruit een grijzige vrouw in hippiekleding naar ons toe kwam wandelen. Na een vriendelijk welkom zochten wij ons plekje aan de rand van een groot veld, zodat wij het terrein goed konden overzien.

Na het avondeten hangen wij languit in onze comfortabele campingfauteuils en nippen van onze koffie. Het geklingel van een bel trekt onze aandacht, echter er gebeurt niets. Na een half uur klinkt opnieuw de bel en vanuit alle richtingen van het terrein komen voor het grootste deel vrouwen in kleurige kleren tevoorschijn. Bij de gemeenschappelijke ruimte vindt een liefdevolle ontmoeting plaats. Iedereen knuffelt elkaar waarna er een eerste lied wordt ingezet. De tekst daarvan is eenvoudig maar waardevol: Amor, Amor, Amor… dan wordt You are my sunshine, my only sunshine ingezet. Waarbij geldt dat het zonnetje vooral door de ander niet mag worden weggenomen. Het zal de lezer duidelijk zijn, dit wordt een uitstapje vol liefde en vrolijkheid.



In de avond wordt het gezang bij een groot kampvuur tot in de kleine uurtjes voortgezet, dat terwijl het na tien uur bij kampverordering stil moet zijn. Enfin, wij storen ons er niet aan, integendeel, voor ons is het een slaapmutsje. Diep in de nacht vinden de indrukken bij Peter een uitweg middels een nare droom. Ik word wakker van zijn kabaal en na zijn verhaal schiet ik hard in de lach. Bij het krieken van de dag staan wij op en maken ons ontbijt. Dovig als wij bij het ouder worden zijn geworden, praten wij, blijkt later, iets te hard. Want wij worden op onze ’luidruchtigheid’ aangesproken. Te luidruchtig? Wij? Op geen enkele natuurcamping zijn wij daar ooit op aangesproken. Bovendien wie maakt er clandestien ‘kabaal’ tot aan de kleine uurtjes? Deze schijnbare tegenstelling is voor ons stof ter bestudering tijdens ons verblijf. Het gedrag van de alternatieven versus de nuchtere natuurkampeerder.

Wilt u meer lezen over ons Drents avontuur lees dan later deze week verder op mijn blog.    

donderdag 9 augustus 2018

Het verhaal van de havik


In tegenstelling tot wat het artikel beweert, is de foto van Peter Ganzeboom. Waarvoor dank.
Klik op de foto voor een vergroting.

dinsdag 7 augustus 2018

Wat nu?


In het late voorjaar fiets ik in de avondschemer door de Dorpstraat. Een jas voor mogelijke kou, of misschien toch nog een buitje ligt opgevouwen onder de snelbinders van de bagagedrager. Langs de lommerrijke opgang naar de dorpskerk staat een klein kastje met glazen deuren, waarachter enkele boeken staan. Ik zet mijn fiets op de standaard, open de deurtjes en strijk met mijn wijsvinger over de ruggen van de boeken. Bij het boek Staat van Angst, van Michael Crichton, stopt mijn vinger. Ik neem het boek uit de minibieb en lees de achterflap. Zij liegen tegen u, staat er met rode letters boven geschreven.

Pas weken later lees ik het. Het boek, een goed gedocumenteerde thriller, gaat over de klimaatverandering en als gevolg daarvan de opwarming van de aarde. Er worden twee kampen beschreven de ontkenners en zij die wel menen dat de aarde opwarmt. Naast goede dialogen is het boek doorspekt met voetnoten die verwijzen naar wetenschappelijke lectuur, die kort wordt aangehaald. Bovendien kan de echt geïnteresseerde lezer de verwijzingen opzoeken met behulp van de computer.

Wij weten of leren dat beide kampen een eigen en soms verengde agenda hebben en dat onderzoek afhankelijk is van donaties door derden. Een web van gekleurde informatie dus. De schrijver pleit dan ook in een nawoord voor zelfonderzoek, het kritisch lezen van wetenschappelijke artikelen en het gebruik van het gezonde verstand. Zo worden in het boek grafieken uitgelegd die refereren aan onderzoeken uit beide kampen. Mijn conclusie is dat het moeilijke materie is waarover je niet zomaar een mening kan hebben.

Onlangs las ik een verontrustend schrijven. De windmolens, waarvan de productie en de installatie toch al ‘vervuilend’ is, bevat een elektromagneet die o.a. is vervaardigd van een zeldzaam mineraal. De mijnen waar het mineraal onder milieu- en mensonvriendelijke omstandigheden geëxploiteerd wordt, zijn al bijna uitgeput. Een mogelijk milieuvriendelijk alternatief is hiermee gedevalueerd.  
Door de opwarming van de atmosfeer, kantelt de aarde langzaam over zijn as. Dit kantelen is een natuurlijk gegeven, maar nu anno 2018 gaat het sneller. Over ca. vijf generaties is het moment daar. Met desastreuze gevolgen.
Het punt van no-return is al overschreden. Dat wil zeggen dat afkoeling niet meer te stoppen is, alleen afremming.

Hoe nu verder? Ik ben geen doemdenker, daarvoor is het leven te kort. Misschien is bedachtzaamheid wel een mooi begrip. Zelf weldoordacht een keuze maken. Want, als individu staan wij tegenover de wereld zoals hij zich aan ons toont. Dat betekent dat wij ons van die wereld onderscheiden en dat wij vrij zijn om keuzes te maken hoe te handelen. Maar tegelijkertijd zijn wij ook verantwoordelijk voor onze keuzes. Niemand kan je op die keuzes afrekenen dan alleen jijzelf.

Ik besef dat dit blogje anders is dan mijn eerdere blogjes, toch is het ook een onderwerp ‘Uit het leven van’, vandaar. Enfin volgende keer weer een luchtiger stukje?       

  

woensdag 25 juli 2018

zomers geluk


Om de zinderende hitte van de dag voor te blijven rijd ik al vroeg in de morgen mijn rondje op de racefiets. West Voorne ligt er zomers mooi bij. En dat laatste is nu juist wat mijn aandacht trekt; het weidse landschap, de rijpe graanvelden en de zoete geur van aardappelbloesems culminerend in een intensief gevoel van geluk. Een moment van geluk verdwijnt vaak even snel als zij zich aandient, wat blijft is tevredenheid.

Vandaag, een dag later probeer ik de lijn van gisteren door te trekken en samen met mijn vriend rijd ik op het moment dat de eerste forensen de stad verlaten het buitengebied van de stad in. Al snel worden wij getrakteerd op een boomvalk die hoog in een populier waakzaam zijn gebied inspecteert. Keuvelend blijven wij enkele uurtjes hangen om hem gade te slaan. Als de vogel zich niet meer laat zien en de zon door de wolken begint te prikken, besluiten wij om een rondje over de landtong te fietsen.

Over een deel van de landtong dat begroeid is met een veelheid aan wilde planten en kruiden slingert een pad vanaf waar wij ons te goed doen aan zoete bramen; het is zelfs uitkijken dat wij geen buikpijn krijgen van zoveel overvloed.

Ik kan goed zonder koffie, echter door deze benauwde morgen ligt er enige sufheid op de loer. Bij een schijnbaar verlaten conferentiecentrum*, waag ik daarom een poging. Ik loop om het gebouw heen en bij een wijd openstaande deur wandel ik naar binnen, rechtstreeks richting koffiecorner. Het is ongepast om zelf uit het vaatje te tappen. Een dame die een verdieping hoger aan het werk is, biedt uitkomst. Als ik haar aandacht heb getrokken en zij de trap afloopt, vraag ik haar of het mogelijk is om een kopje koffie te drinken. “Dat kan hoor”, zegt zij vriendelijk. Terwijl de vrouw voor de koffie zorgt, roep ik mijn vriend. Alleen de melk moet zij even voor ons halen. Niet veel later komt zij terug met de beloofde melk en… een plankje waarop een aantal zoete lekkernijen liggen en dat allemaal gratis en voor niets. Van die kleine gebaren die toch zo groot zijn word ik gelukkig. Van mij mag de zomer nog lang duren.



https://www.green-dna.nl/congreslocaties/innovatiekracht/

zondag 15 juli 2018

Amor fati

De zon verwarmt nog maar net de aarde, als ik mijn ’voordeur’ openrits en een ree mij verbaasd aankijkt vanaf het goudgele stoppelveld dat pal voor mijn tentje ligt. Waar maak je dat mee, vraag ik mijzelf af. Ook als ik rustig de boel op orde maak voor mijn ontbijt, zoekt hij onverstoord verder naar iets eetbaars. Pas als ik voorzichtig mijn hand opsteek als groet, springt hij enkele tientallen meters verder, kijkt nog een keer achterom en verdwijnt in een houtsingel.
Hoog in de kruinen van enkele naaldbomen klinkt het zachte zi-zi-zit van de kuifmees. Ik zet mijn stoel in de ligstand en richt mijn verrekijker op de bewegelijke vogeltjes, terwijl zich intussen ook een glanskop bij hen voegt. Wat een weelde! Zij maken hun ochtendronde. Vliegen van kruin naar kruin en komen telkens terug. Ik hoef alleen maar af te wachten tot zij weer boven mij verschijnen.

Het mag dan wel komkommertijd zijn wat zangvogels betreft, volwassen vogels hebben het druk met voeren, of zijn al deels in de rui en zingen dus niet zo uitbundig als in het voorjaar. Voor de liefhebber is er echter altijd wat te beleven.
Na het ontbijt ga ik met de fiets op pad. Voor mij scharrelt een kbv’tje, ofwel een klein bruin vogeltje. Pas als ik een rode fleem op zijn staart zie, herken ik hem als een jonge zwarte roodstaart.
Ik stap af, zet mijn fiets opzij en sluip met geveinsde onverschilligheid dichterbij. Nieuwsgierig hipt hij rond en volgt mij nauwlettend met zijn zwarte kraaloogjes. Zo bewonderen wij elkaar enkele minuten. Pas als een merel alarm slaat verdwijnt hij in het struikgewas. Het moment voor mij om richting de Ginkelse Hei te fietsen. Daar vergeet ik wat achter mij ligt, sla geen bladzijde om naar de toekomst, maar geniet van wat is.


        

donderdag 5 juli 2018

Een caleidoscopisch spel van water en licht



Terwijl licht en wind de kleuren van het water ineensmelten, dat monotoon langs de boeg kabbelt en zwaluwen laag over de vliet jagen, kijk ik geboeid naar het sliertje vocht dat langs de buis van de peddel naar het blad stroomt. Daar valt het in druppels uiteen. Op het moment dat het pedelblad de rivier raakt en wordt doorgehaald, ontstaat er een kleine draaikolk die in golfjes uiteenvalt. Als de peddel zich boven het water verheft, vallen de laatste druppels. Dan gaat de wind liggen en brand de zon onbarmhartig heet. In die stilte welke ik zo liefheb, steek ik de peddel in de majem, haal hem door en lift hem op. Telkens weer. En als in een roes zie ik het schone spel van water en licht.

een sliertje water
druppelt van het peddelblad
ritmisch telkens weer

dinsdag 26 juni 2018

De roofvogel onder druk


Een pleidooi voor de vrije roofvogel



De uitdrukking op zijn gezicht verraadde wanhoop en frustratie en als een verwend kind waarvan zojuist zijn speelgoed was afgepakt, klaagde hij steen en been. Alweer waren er enkele van zijn duifjes niet thuisgekomen na een lange en uitputtende vlucht vanuit het Zuiden van Frankrijk. Niet de erbarmelijke omstandigheden onderweg, maar de roofvogels en de slechtvalk in het bijzonder kregen de schuld. Ook de mens moest eraan geloven. Die laatste immers plaats overal nestkasten, waardoor er naar zijn idee te veel slechtvalken zouden zijn.

Wie verzint er zoiets, om een duif honderden kilometers van huis los te laten en naar zijn til terug te laten vliegen. Alleen voor zijn eigen gerief: Kijk eens ik heb het mooiste en beste speelgoed. Ik wil u graag meer over deze verkeerde voorstelling van zaken vertellen.

Wat het plaatsen van kasten betreft heeft hij wellicht een punt; het is een onnatuurlijk aanbod van nestlocaties. De slechtvalk vindt echter ook zonder valkenkasten een geschikte broedplek. Vandaaruit gaat hij op jacht naar prooi. Een uitgeputte postduif is dan een gewild slachtoffer. Wat het argument betreft: Er zijn te veel slechtvalken, heeft hij ongelijk. De onderzoeken wijzen anders uit. Zijn motief lijkt alleen te dienen in het voordeel van zijn hobby.

Het vervelende is dat voorstanders van roofvogelvervolging opveren vanuit hun stoel bij het verhaal van de duivenmelker. Met als gevolg dat de roofvogel in hun landschap onder druk kan komen te staan. Duivenmelken is soms een uit de hand gelopen hobby waar doormiddel van weddenschappen en handel veel geld mee wordt verdiend.

Ook roofvogel - en uilenshows zijn nadelig. Niet alleen voor de in gevangenschap gehouden vogels zelf, maar ook voor de roofvogelstand. Ontsnapte exemplaren vermengen zich met hun natuurlijke soortgenoten (hybrisatie), waardoor er sprake is van faunavervalsing. Bovendien speelt geldelijk gewin ook hier een rol; handel, stroperij (nestpredatie door de mens).

Een vogel is dwingend gedetermineerd (DNA) om op natuurlijke wijze een nest te bouwen, voor nageslacht te zorgen en zichzelf en zijn jongen van voedsel te voorzien. Voor dat laatste gaat hij op jacht. Hij is hierin niet vrij, hij moet.

De mens staat deels buiten de natuur. Hij is vrij. Normaal gesproken kan hij kiezen waar en hoe hij gaat wonen, of hij wel of geen kinderen wil, of hij veel of weinig eet. Hij is in tegenstelling tot de roofvogel in staat moreel te oordelen. De duivenmelker en de valkenier zouden zich eens af moeten vragen of het juist is wat zij zeggen en doen.


foto: P.D. Ganzeboom; waarvoor dank!