zondag 15 oktober 2017

Verdwaald



De Man
Met de auto en mijn fiets stevig op het fietsenrek, rijd ik naar Oostvoorne om van daaruit op de fiets een tochtje door het duin te maken. Tegen enen wil ik bij de stal zijn waar mijn vrouw en dochter een paard hebben gehuurd. Daar zullen wij samen lunchen.
Boven de open vlakten van het Groene Strand hangen velden van nevel, die een vleug watermunt in zich dragen. Bij restaurant Aan Zee beklim ik de toren. Vandaar heb ik een goed uitzicht over de kustlijn van Voorne. Een kennis vertelde mij, zelf ben ik niet goed bekend in deze streek, dat er een mooi fietspad door en langs het duin loopt. Het is even zoeken, maar dan vind ik het pad: Sipkes Slag. Na over een veerooster en een kasseienstrook te hebben gereden, verandert het pad in een gladde strook beton; dit is pas fietsgenot. Mijmerend meander ik door de duinen, vergeet de tijd en de plek waar ik precies ben. Verderop, mijn maag begint te knorren, vertelt mijn horloge dat ik nog een uur heb om de stal te vinden. Op gevoel probeer ik de weg te vinden. Als ik voor de derde keer bij hetzelfde kruispunt ben uitgekomen, raak ik geïrriteerd. Verdorie waar blijft die verrekte stal nou, zo kom ik te laat. Ah, daar staat een paddenstoel. Mmm, ik ben ergens tussen Rockanje en Oostvoorne, maar waar precies? Daar komt een wielrenner, die weet vast de weg.
‘Meneer, meneer’, weet u waar ik mij bevind?’
Een minuut of vijf voeren wij een gesprek waarbij wij druk gebaren. Dan stappen wij op en gaan uiteen. Een dwingende vraag rolt impulsief en luid over mijn lippen. De renner keert moeizaam om, knikt bevestigend op mijn vraag en dan gaan wij definitief onze eigen weg. Ik dwalend en mopperend - Met die vrouwen kun je ook nooit iets afspreken - en de wielrenner met zijn eigen gedachten.

De wielrenner
In gedachten verzonken en mijn handen losjes op het stuur, trap ik met lichte tred over de Schapendijk. Over de landgoederen links van mij jagen de schaduwen van enkele herfstwolken elkaar na. Verderop ligt het duin, waarin ik talloze uren heb doorgebracht. Ik herinner mij nog goed die zware novemberstorm van jaren terug, die grote stukken van het duin had weggeslagen. Nu is de duinreep verhoogd en verstevigd met helmgras en een schelplaag.
Hard knijp ik in mijn remmen als een man mij wenkt. Verdikkeme net nu ik zo lekker door de bocht kan zoeven.
‘Meneer, meneer’ roept hij in lichte paniek, ‘weet u waar ik mij bevind?
Van mijn irritatie is niets te merken als ik de man vriendelijk en geduldig de weg wijs.
‘Precies op de grens van Oostvoorne en Rockanje’ zeg ik en wijs hem aan waar beide plaatsen liggen.
‘En als ik nu daarheen rijd?’
‘Dan komt u bij een kruispunt en kunt u meer rechtstreeks naar een van beide dorpen rijden’.
‘O, dank u’.
Nog even kijk ik de man aan, die twijfelend aanstalten maakt om verder te rijden, dan klik ik in mijn pedalen en zet aan om op gang te komen. Bij een volgende pedaalslag roept de man opnieuw. Met een zucht keer ik met een ruime bocht terug. Wat nu weer.
‘Sorry meneer, maar als u twee vrouwen op een paard ziet, wilt u hen dan zeggen dat ik op weg ben naar de stal?’
Ik knik en zeg dat ik dat zal doen. Al gauw rijd ik weer een lekker tempo. Op een paardenpad naast mij rijden twee amazones voorbij. Zouden dat? Ik kijk met sluimerend schuldgevoel achterom. De ruiters verdwijnen net uit zicht.

Moeder en dochter
‘Wat een heerlijke dag weer. Ik denk dat pa het ook een goed heeft’.
‘Zeker weten dit is echt iets voor hem. Zo heerlijk relaxed op de fiets door het duin’.
‘Ja, ik ben benieuwd naar zijn verhaal. Hoe laat is het trouwens?’
‘Kwart voor een’.
‘Mmm, dan hebben wij nog een kwartier’.
Een wielrenner rijdt langs.
‘Zou dat niet iets voor Pa zijn, wielrennen?’



 








 


 


  

 
     

1 opmerking: