donderdag 4 augustus 2016

ziekenhuis perikelen



Op de Kiss and Ride plaats kussen mijn vrouw en ik elkaar gedag, hoe kan het anders. Ik sluit de deur van de auto en loop met gebogen bovenlijf, als bescherming tegen de sluierregen, in draf naar de ingang van het Maasstadziekenhuis. In de enorme ontvangsthal zijn nog maar weinig bezoekers. Via het trappenhuis vind ik mijn weg naar de afdeling ‘Maag, Darm en Lever’ en ga zitten op één van de stoelen in de ontvangstruimte. Bij de receptie is op dit uur nog niemand aanwezig. Terwijl ik om mij heen kijk en af en toe wat lees in een meegebracht boek, druppelt de afdeling langzaam vol met allerlei ziekenhuis personeel. Een schoonmaker tapt een eerste bekertje koffie van die dag. Dan is ook de receptie bemand. Een receptioniste staart naar een beeldscherm en verifieert enkele gegevens die zij zojuist heeft ingevoerd. Zij vraagt aan mij of ik een afspraak heb en wenkt mij nadat ik haar vraag heb bevestigd. Aan de balie wordt alles administratief in orde gemaakt. Ik mag weer plaatsnemen in de wachtruimte, totdat ik word opgehaald. Aan de leestafel bladeren intussen enkele patiënten door kranten en glossy’s. Een groot scherm aan een wand toont de brandhaarden die de wereld momenteel teisteren. Terwijl ik de beelden overpeins, roept een in ziekenhuisoutfit  geklede vrouw mijn naam en stelt zich aan mij voor. Ik mag haar volgen naar een kleine kamer. Boven de deur brandt een groen lampje. Dit is het zenuwcentrum van deze dag. In de kamer waarin zich allerlei apparatuur bevindt, zit stralend en enig zins gespannen een studente van de TU. Zij is bezig met haar afstudeerscriptie en vraagt of zij mij die dag mag interviewen over het verloop van het onderzoek. Ik vind het prima. Als ik plaats heb genomen op een bed, wordt er een ontvanger op mijn buik geplaatst. In het midden zit een gat ter grootte van mijn duim, dit gat moet exact boven mijn navel blijven vandaag. Regelmatig prik ik met mijn duim dan ook door het gat, om te controleren of hij nog op zijn plek zit. Dan is het moment daar om de video capsule in te slikken, een knaap van 27x11mm. Terwijl hij mij in de verpakking wordt aangereikt, vertelt de vrouw dat de capsule van oorsprong is ontworpen door de Mossad, de geheime dienst van Israel. Israel, wat daar al niet aan technologie is ontwikkeld. Zag ik tegen het doorslikken van de capsule erg op, nu, met een slok en een klok glijdt hij Linéa recta in mijn maag. Al snel verlaat hij die om zijn weg te vervolgen door het dunne darmkanaal, het doel van die dag. Er zullen deze dag, die van acht uur ’s morgens tot vier uur ’s middags zal duren, zevenenveertigduizend foto’s van de zes meter lange darm gemaakt worden. Als alles op zijn plaats zit, krijg ik de eerste opdracht, een half uurtje wandelen om daarna te kijken of de capsule ongehinderd zijn werk kan gaan doen. Ik zie deze eerste exercitie als een verkennende. Nieuwsgierig als ik ben zal ik interessante plekken later opnieuw bezoeken. Na mijn uitstapje blijkt alles in orde en word ik ‘losgelaten’. Om half één, zo is de bedoeling, krijg ik een kopje thee of koffie; ik ben dan vierentwintig uur nuchter.




Door de lange gang loop ik richting het stiltecentrum. Links en rechts van de gang liggen twee binnentuinen die verlicht worden door enkele witte en dikke, op bamboestokken lijkende kunstwerken. Een schoonmaker draagt op zijn rug een haast stille stofzuiger en beweegt met een slang langs de plinten. Het tafereel doet futuristisch aan. Halverwege sla ik linksaf en loop langs enkele kantoren. Aan het einde van de gang komt de penetrante geur van de keuken mij tegemoet. Een misselijkmakend aroma van bouillon, vaatwastabletten niet definieerbare spijzen heeft de overhand. Snel loop ik het stiltecentrum binnen. In een ongemakkelijke stoel zit een man, ik groet hem. Uit alles is op te maken dat hij klaar is voor gebed of meditatie. De boeken die ik door wil bladeren, zoals de Koran en andere heilige geschriften zal ik later inzien. Het lijkt mij nu, met de man in gedachten, niet gepast. Beneden in de hal staan twee zachte relaxbanken, in één van hen zak ik onderuit en probeer een boek te lezen. Echter de bank staat pal naast de ingang van een apotheek en patiënten van divers pluimage gaan al of niet voorzien van rollator of rolstoel naar binnen. Er is zoveel te zien dat ik stop met lezen en als een vrouw naast mij met een mobieltje aan de slag gaat, is het tijd om een ander plekje te zoeken. Elke zender, gsm of laptop kan immers de data in de apparatuur die op mijn buik hangt verstoren. In de ruimte waar gewacht kan worden op een bestelde taxi is het rustig, Echter de airco draait daar op volle toeren, zodat ik vrees voor een stijve nek. Intussen moe geworden van mijn reis door het ziekenhuis en mijn lage bloedsuikerspiegel, meld ik mij bij de verkoeverzaal. Hier kan ik even slapen. Het gezoem van een monitor naast mijn bed doet hier niets aan af. Op de afdeling ligt een oude vrouw, een zogenaamde klager. Zij heeft dorst en een droge keel wat zij met regelmaat al rochelend kenbaar maakt. Ik benijd de dienstdoende verpleegster niet, die al het geklaag moet aanhoren en beantwoorden. Om van het geklaag af te zijn, komt zij met mij een praatje maken over geheel andere zaken dan ziekenhuisperikelen. Na een lekker bakkie koffie, waar Rita Corita jaloers op zou zijn geweest, knap ik op. Ik verlaat de zaal en meld mij in het zenuwcentrum. Nog twee en een half uur en de dag zit erop.

Het laatste uur van het onderzoek breng ik door bij de receptie. Aan de leestafel zit een Turkse man van in de zeventig. Hij ondergaat hetzelfde onderzoek als ik. Wij raken aan de praat. Zijn dochtertje van acht jaar had de dag voor het onderzoek zijn laxeerdrankje klaargemaakt, zijn vrouw kwam om de twintig minuten twee glazen brengen, die hij op het laatst kokhalzend achterover sloeg. Hij is er beroerd aan toe zie ik. Samen eten wij een boterham, waar wij beiden zo naar uitkeken. Het is al tweeëndertig uur geleden dat wij voor het laatst iets gegeten hadden, vandaar. Als de boterhammen zijn verorberd, gaan wij samen naar een kantoortje waar de zender en ontvanger van ons lichaam wordt losgekoppeld. De studente neemt haar interview af. Omdat de man, ondanks zijn bijna vijftig jarige verblijf in Nederland, de taal niet goed beheerst fungeer ik als ‘tolk’. Zo af en toe moeten wij alle drie lachen om de misverstanden die ontstaan. Als het gesprek achter de rug is nemen wij afscheid en wensen elkaar geluk toe.