zaterdag 23 juli 2016

De plasfles en andere ongemakken



Al enige jaren heb ik geen TomTom meer. Regelmatig weigerde hij dienst, daarom heb ik hem de Lek in gegooid. Niets bevalt mij beter dan een ouderwetse wegenkaart en Google Maps voor de details. Ter plekke kan ik altijd de weg nog vragen. Het vergt een intensievere voorbereiding, maar het werkt.

Vandaag ben ik na kort zoeken op natuurcamping Quadenoord bij Renkum beland. Aan de rand van het bosperceel, maar nog onder de grove dennen en douglasparren zet ik mijn tentje op. Als ik later in mijn klapstoeltje zit en over de bolle akker staar, zie ik enkele hoofden langs de horizon glijden, op wat later een fietspad blijkt te zijn. In de namiddag stap ik op mijn fiets om af te zakken naar Wageningen. Ik heb geen detailkaart van de omgeving bij mij, dus mijn richtingsgevoel moet het hem doen. Als een raket suis ik over paden van zand en beton naar beneden. Na krachtig remmen, passeer ik een provinciale weg en rijd de Geertjesweg op. Ik rijd goed. Nog eenmaal mogen de remmen los, de Geertjesweg komt namelijk uiteindelijk bij Wageningen uit. Zie hier het belang van een goede voorbereiding. Nu wordt het lastiger, want ik zal al rijdend dwars door Wageningen mijn plaats van bestemming moeten zien te vinden. Pas als ik Wageningen weer uitrijd, raadpleeg ik per mobiel mijn dochter Femke. Ik ben nog geen driehonderd meter van haar appartement verwijderd. Lachend en zwaaiend komt zij mij dan ook tegemoet. Deze avond en de daarop twee volle dagen zullen wij samen doorbrengen. Maar nu eerst een flinke hap eten, ergens in het centrum van de stad.



Als de laatste restjes van de borden zijn geschraapt, keuvelen wij nog wat na. Echter een blik op mijn horloge zegt mij dat ik richting mijn tentje moet gaan, over anderhalf uur zal het gaan schemeren. Ik besluit  ‘Onderlangs’ terug te rijden, een fietspad dat tussen de Wageningse Berg en de uiterwaarden van de Neder Rijn ligt. Nu hoef ik niet te klimmen en rijd ik om het bos heen met uitzondering van de laatste kilometers, dan loopt de weg weer omhoog. Bij mijn tentje geniet ik nog even van het laatste licht. Daarna is het tijd voor een douche en de nacht. Wat lastig is tijdens het kamperen, zijn de nachtelijke sanitaire stops. Telkens moet de kampeerder dan enkele tientallen meters of meer, heen en weer lopen. Een vriend raadde mij een plasfles aan, maar dat heb ik altijd afgehouden. Vannacht breek ik met dat feit, alleen ik heb geen plasfles. Een kartelmes en plastic waterfles bieden uitkomst. Midden in de nacht, bijgeschenen met een mijnwerkerslampje, zaag ik de hals van de fles af. Nu nog zien te plassen. Eerst probeer ik het liggend. Ik neem dat wat mij man maakt tussen duim en vingers en mik hem in het midden van de opening. Dat moet ik voorzichtig doen, want de randjes van de fles zijn zeer scherp. Als hij in positie is komt er geen druppel urine uit. Na enig proberen lijkt ‘standje kniezit’ de meest comfortabele houding. En jawel, na luttele seconden verlaat een iel straaltje mijn lichaam. Het straaltje wordt straal en uiteindelijk is de daad volbracht. De fles zet ik net buiten mijn binnentent in een schoen zodat hij niet om kan vallen. De tweede keer lukt het beter. Ik heb geen mentale belemmeringen meer; de klus is in korte tijd geklaard. Ergo ik ga een plasfles aanschaffen, voor al mijn volgende kampeeravonturen. 



De volgende ochtend vroeg vis ik de laatste mueslibollen plus twee door Femke klaargemaakte boterhammen uit mijn rugzak en installeer mij met een waterkruik in mijn klapstoeltje. De overige kampeerders slapen nog zodat ik het rijk voor mij alleen heb. Wat opvalt, is de soortenrijkdom aan vogels. Zij laten zich nauwelijks zien, maar horen des te meer. Een jonge zwartkop maakt het wel erg bont. Nog niet in staat om een volwassen riedel te laten horen, zingt hij alleen de laatste strofe. Dit doet hij zeer hard en bij herhaling, zonder enige rustpauze. Na een kleine minuut schiet ik spontaan om de druktemaker in de lach. Tevreden en met een fijne dag in het vooruitzicht stap ik op de fiets en rijd naar Wageningen. In het centrum ontmoet ik Femke, om samen op een rustig plekje een ‘bakkie koffie’ te doen. De rust kunnen wij echter vergeten. Het is een drukte van belang. Een vuilniswagen maakt kabaal met containers. Vrachtwagens bevoorraden de cafés en als het dan eindelijk stil lijkt te worden, start een renovatieteam de drilboor en de slijptol. Femke en ik kijken elkaar met ironische blikken aan en hebben de grootste lol. Omdat het erg warm is, doe wij het kalm aan. Wij blijven rondom Wageningen actief en bezoeken twee arboreta. De twee verschillen van inrichting en grootte. Is de een wat wilder en losser aangelegd, de andere is op zijn Engels strak bijgehouden en gevuld met kunstzinnige beelden. Onder een enorme plataan houden wij halt voor de lunch. Femke zou die klaarmaken. Zou, schrijf ik nadrukkelijk, want mijn pakketje brood is zij vergeten. Dan delen wij haar pakje maar. In de middag scheiden onze wegen. ’s Avonds ga ik bij haar eten. Als ik daar aankom ben ik vergeten op welk nummer zijn woont. Mijn mobiel kan uitkomst bieden, echter de batterij is leeg. Op de gok zoef ik met de lift naar de vijfde verdieping. De galerijdeur blijkt gesloten. Wat nu. Dan zie ik een stopcontact. Ik kan nu mijn telefoon opladen. En jawel, als ik hem aanzet krijg ik direct een berichtje. Femke is een boodschap doen, de uien waren op. Na een tiental minuten stapt Femke moe en chagrijnig uit de lift. Onze lege magen zullen nog even moeten wachten. Het lekkere eten en de stevige kop koffie maken later alles goed. De dagen zijn ons prima bevallen. In de nazomer of herfst ga ik zeker terug. Een vrolijk samenzijn met alle ongemakken is verzekerd in dit mooie stukje Nederland.


  

zondag 17 juli 2016