vrijdag 6 februari 2015

Moed en weemoed



Als de sleutel in het slot is gegleden, draai ik hem een kwartslag om. De schoot schuift met een zachte klik uit de sluitkom. Daarna duw ik tegen de deur. Hij klemt. Voorzichtig duw ik iets harder. Hij geeft maar net genoeg mee om binnen te draaien. Achter de deur staat mijn vader alsof hij zich voor mij verstopt. Hij draagt een nieuwe winterjas en aan zijn voeten een paar sloffen. Op mijn vraag wat hij van plan is antwoordt hij, “We gaan toch naar het ziekenhuis”. “Nee”, zeg ik. “Ma is daar naar toe en ik kom ondertussen bij jou op visite”. Verward gaat hij zitten in zijn stoel bij het raam. “Hou je jas maar aan, het is mooi weer we kunnen best een eindje gaan wandelen”. Nadat ik zijn schoenen heb aangedaan pakken we de rollator en gaan naar buiten voor een kleine wandeling achter het huis. Weer denkt hij dat we naar het ziekenhuis gaan. Als de lucht donker wordt en mijn vader vermoeid raakt houden we halt. Ik zet de rollator op de rem zodat mijn vader veilig op het plateau daarvan kan gaan zitten. Voor de lucht die intussen inktzwart is, golft een grote gele kwikstaart voorbij. De eerste hagelkorrels vallen. Vlug maar voorzichtig schuifelen we naar huis, waar we nog net voor de bui naar binnen gaan. Daar speurt hij in alle vertrekken en vraagt, “Waar is je moeder toch, ik kan haar nergens vinden”. Vertederd kijk ik hem aan en zeg, “ga maar zitten pa, die komt dadelijk thuis”.

drie uur - middagthee
moeders gebakken koekjes
weemoed naar vroeger