maandag 21 april 2014

Wat komen gaat





Om kwart voor twaalf gromt en trilt mijn mobiele telefoon op het houten tafelblad. Ik wil net naar bed gaan, maar besluit toch te kijken wie er belt. Op het scherm staat de tekst, geheim nummer. Zelden beantwoord ik in die gevallen de oproep. Regelmatig plaagt een lastpak mij, die zodra zijn oproep wordt beantwoord ophangt. Iets zegt mij dat ik nu wel naar de beller moet luisteren. Een nare boodschap van een hulpdienst dit keer. Mijn vader is zojuist in de doucheruimte gevallen en kan niet meer opstaan. Mijn moeder is niet in staat hem te helpen. Of ik poolshoogte wil nemen en wanneer het nodig blijkt 112 wil bellen. Snel trek ik mijn jas aan en pak de fiets. In recordtempo rijd ik naar mijn ouders. Daar ligt mijn vader op de koude tegelvloer. Kreunend van de pijn. Zijn hoofd ligt in een met bloed besmeurde hoek op een kussen. Omdat hij rilt van de kou leg ik een badjas en handdoeken om en over hem heen. Ik wil hem niet optillen, er kunnen vitale lichaamsdelen gekneusd of gebroken zijn. Na een vijftal minuten belt de huisartsenpost, die eerder door mijn moeder is ingelicht. De dienstdoende arts is drukbezet, maar zo spoedig mogelijk zal hij hulp bieden. Na een half uur wachten arriveert hij, vergezeld met een reus als begeleider. Adequaat overziet hij de situatie en checkt of er niets aan het lijf van mijn vader gebroken is. Met hulp van de reus zet hij hem op een stoel. In bed tillen kan nog niet, dat is daarvoor te hoog. De arts belt een ambulance voor ziekenhuisopname. Mijn vader zal in de stoel moeten wachten. Als er na een uur wachten nog geen ambulance is gearriveerd, besluit ik hem, zo goed en kwaad als dat kan, in bed te leggen. Daar is het warm en kan hij even slapen. Drie kwartier later is daar eindelijk de ambulance. Voorzichtig maken de verplegers hem wakker. Verward en suf denkt hij met bekenden van doen te hebben. Opgewekt en met een glimlach verwelkomt hij hen. Even kunnen wij weer lachen. Om vier uur kan ik zelf gaan slapen. Later in de ochtend, om negen uur, haal ik mijn vader op. Hij mag naar huis.