zaterdag 13 april 2013



Guna

Daar lig ik,
vergeten, tot humus te vergaan.
Boven mij wortels van een boom,
zij lijken mij te grijpen.

Droogte rimpelde mijn huid.
Vocht van trage druppels dauw
trekken het vel weer strak.
De kiem in mij ontwaakt.

Langzaam wortel ik.
Pril groen verlaat mijn lichaam,
vouwt haar blad als wil zij grijpen
laatste restjes hoop tot leven.

Een kinderhand trekt mij langzaam,
liefdevol uit de grond.
In een pot fleur ik even op, om later
langzaam te sterven en tot humus te vergaan.

(Men vergat mij water te geven.)




zondag 7 april 2013

Sta op en wandel



Hij loopt liever in de luwte, pal langs de huizen. Zij zoekt de ruimte, daar waar de gure wind vrij spel heeft. En dus zien we het oudere echtpaar voortschuifelen langs de vijver, de kinderboerderij en de oude boomgaard. Met gebogen rug duwt zij de rollator voorwaarts. Hij loopt stram zoekend naar evenwicht naast haar en richt zijn door de kou betraande ogen naar de lucht, waar enkele kauwen krijsend achter elkaar aanvliegen. Een vrouw van Surinaamse afkomst ziet het tafereel voor haar. Het raakt haar. “Hebt u al tot God gebeden”, vraagt zij aan de oude vrouw, die zojuist op adem komt. Nog voordat zij kan antwoorden roept de Surinaamse, “God helpt”. “Nog niet zolang geleden is er tijdens een gebedsdienst een vrouw van vierennegentig uit haar rolstoel opgestaan, ze loopt nu als een kievit”. De oude vrouw weet wel beter. Ouderdom komt met gebreken. Het lichaam dat versleten is zal niet meer helen. Daar kan zelfs een goede oude God niets aan verhelpen.