dinsdag 18 september 2012



Het Diekhuus, wat ongetwijfeld dijkhuis betekent, zit stampvol dichters. De hoeken zijn gevuld met een zanger-muzikant, een spreekstalmeester en boekverkopers. De dichters zitten in het midden, zoals het hoort. Ik hang aan de bar. Voor mij is geen plaats meer, de stoelen zijn bezet. Meer dan vijfentwintig dichters geven deze middag acte présence. Elk van hen mag één of twee gedichten voordragen. Dit naar aanleiding van een gedichtenwedstrijd ter gelegenheid van het derde O-O-GO bladerboek, dat die middag uitkomt. De beste gedichten verdienden een plaatsje in het boek en de schrijvers daarvan mogen die deze middag voordragen. Het is een geslaagde middag, waarin een vloed van poëtische zinnen het publiek overspoelt. Ook de muzikant is in vorm. Vooral de vertolking ‘Laat me’ van wijlen Ramses Shaffy krijgt veel bijval. Als ik mijn korte gedicht heb voorgedragen en ik onder applaus bedolven, terugloop naar mijn plaats aan de bar, steekt een echtpaar de duim naar mij op. Later na afloop bij het verlaten van het pand spreken zij mij aan. De waardering lag hem in het feit dat ik met weinig woorden een krachtig gedicht heb neergezet. Deze waardering doet mij goed.

Op zolder
naast het raam
smolten ijsbloemen
onder mijn handen.
Adem blies nieuwe
zo ijzig koud was het.
in de schemer streek licht
over vergeelde posters
vastgepind aan de zoldering.
Ik lag in bed en wachtte
tot het huis krakend
de dag begon.